
Bekende namen
Greif was goud- en zilversmid en oefende het beroep uit tot 1966, toen zijn vingerhoedenfabriek te Winterbach in Wurtemberg door brandstichting werd verwoest. In zijn boek Gespräche über Fingerhüte schonk hij aandacht aan de fabricage en de fabrikanten in vroegere productiecentra in Duitsland, de Nederlanden, Oostenrijk en Zweden. In het hoofdstuk over de Nederlanden greep hij terug op: Bescheiden betreffende een verdwenen Nederlandse nijverheid: de vingerhoed-industrie in het Economisch-historisch Jaarboek van 1917. Dat artikel van de hand van G. van Klaveren Pz., een medewerker van het Gemeentearchief van Utrecht, was geheel gebaseerd op archiefonderzoek. Hij ontrukte namen van vingerhoedmakers aan de vergetelheid, vond familierelaties en gegevens over de bedrijvigheid, wees op buitenlandse belangstelling voor deze tak van nijverheid en beschreef een reeks tussen vingerhoedmakers gesloten kartelovereenkomsten. Ieder van hen maakte jaarlijks honderdduizenden vingerhoeden, zodat de productie ervan een bloeiende industrie geweest moet zijn. Het geschrift va n Van Klaveren riep vragen op en daagde uit tot nader onderzoek naar vingerhoedmakers en hun bedrijven. Naast de vondsten uit de bodem vormde zijn artikel een extra impuls daartoe. In de 16e eeuw werden in de Republiek op grote schaal vingerhoeden uit Neurenberg geïmporteerd.
Dorcas
Bron Vingerhoednieuws Nr. 32 en Nr.05
Zilveren vingerhoeden zijn een sieraad en erg prettig in het gebruik. Echter met één groot nadeel: het materiaal is erg zacht. Daardoor prik je er na verloop van tijd dwars doorheen. In de 18e eeuw komen de vingerhoedmakers al met een oplossing: koperen, zilveren en zelfs gouden vingerhoeden krijgen een ijzeren bodem. Maar deze werden door het extra gewicht erg zwaar.
In de 19e eeuw kwamen redelijk geprijsde gebruiksvingerhoeden op de markt. De meest gevraagde was toen de DORCAS vingerhoed. Als we gaan graven in de geschiedenis van deze vingerhoed, dan ontdekken we een van de knapste marketingstrategieën van de 19e eeuw. Het hele ontwerp was ontsproten aan het brein van Charles Horner, een inventieve juwelier en succesrijke uitvinder en zijn vingerhoed de “DORCAS” werd samengesteld uit 3 delen. Deze vingerhoed heeft een buiten-en een binnenlaag van zilver met daar tussenin een kern van staal. Wat Charles Horner er toe bracht om een zilveren vingerhoed met een stalen kern te maken is onbekend. Hij moet zeker bekend geweest zijn met het bestaan van zilveren vingerhoeden met een stalen top. Er moet iets geweest zijn dat hem op dit idee bracht en het is jammer dat dit niet meer te achterhalen is.
De naam DORCAS was een goede marketingstrategie. Gedurende de 19e eeuw hadden de meeste kerken een “Dorcas damesnaaikrans” . Dorcas was de naam van een Bijbelse vrouw die bekend stond vanwege haar naaiwerk voor de armen. Door de vingerhoed de naam “Dorcas” te geven was succes gegarandeerd. Bovendien gaf Charles Horner garantie: “wordt gratis vervangen als deze vingerhoed om wat voor reden onbruikbaar is geworden”. De eerste vingerhoeden droegen nog niet het merk maar werden gemerkt met de letters PAT om aan te geven dat er patent was aangevraagd.
De diverse vingerhoeden onderscheiden zich door de verschillende patronen die werden gebruikt en de diverse maten. HIj maakt ook de “little Dorcas” die “De vijf gezusters D “ genoemd worden.Ook de doosjes zijn verzamelobjecten geworden.
CHARLES ILES maakte ook gebruik van het succes van de Dorcas vingerhoed; hij produceerde aan de hand van het prototype een exemplaar genaamd “Dorothy”; mindere kwaliteit en gemaakt van Cupro nickel; Engels voor alpaca, een legering van roodkoper en nikkel,. Ze werden verzilverd en zagen als ze nieuw waren uit als waren ze gemaakt van sterling zilver. Deze vingerhoeden zijn zeer gezocht door verzamelaars; mede door de mooie versieringen die werden aangebracht. Normaliter werden deze versieringen voorbehouden aan de veel duurdere zilveren exemplaren en doordat ze betaalbaar waren voor de “gewone ”mensen waren ze zeer populair.